Wat is het toch heerlijk om je als vijftigplusser weer leerling te voelen. Die ervaring had ik dit voorjaar bij een ‘Bosles’ van Simon Klingen in het Amerongse Bos. Klingen, gepensioneerd bosbeheerder voor het Utrechts Landschap, en een soort Grote Vriendelijke Reus, neemt regelmatig een klein groepje mensen mee het bos in om ze beter te leren kijken.
Zijn vragen zijn altijd open, het tastende antwoord van de cursist is nooit fout maar minstens ‘boeiend’ en hij stimuleert het gesprek in de groep. In de ettelijke decennia waarin hij in het bos heeft gewerkt is het multifunctionele bosbeheer zo’n beetje uitgevonden, dus die gesprekken gaan over alle smaken bos die er zijn, van strak productiebos tot een terrein dat al tientallen jaren bewust niet beheerd wordt. En over het ervaringsfeit dat de biodiversiteit veelal het meest gebaat is bij een beheersvorm tussen die twee extremen in, want een bos op zandgronden dat aan z’n lot wordt overgelaten eindigt toch als een monocultuur van beuken, tot er weer eens een bosbrand overheen gaat. Erg inspirerend en leerzaam dus, zo’n dagje in het groen. Zijn belangrijkste ervaringen heeft Klingen al gebundeld in het gratis te lezen boekje Twaalf boslessen. Twee lessen uit onze lesdag die ik u niet wil onthouden zijn wat ik maar noem de snelle natuurkwaliteitscheck en de waarde in een boomstam.
Voor Klingen zijn er drie handvatten om snel te beoordelen hoe het gaat met de natuurlijke kwaliteit van een stuk bos. In de eerste plaats: is het bos gemengd en staan er de nodige inheemse boomsoorten tussen? Die laatste zijn vaak beter voor inheemse insecten (en daarmee ook voor vogels) dan exoten. Ten tweede: is er voldoende dood hout te vinden? Staand en liggend is dat onmisbaar voor vormen van groot en klein dierenleven. En ten derde: zit er variatie in de structuur van het bos? Dichtheid, ondergroei, lichtval: de eenvoudigste toets hierop is of je kijkend in vier windrichtingen steeds iets anders ziet of niet. Op deze manier krijg je snel een goede indruk van hoe het staat met de natuurkwaliteit, de biodiversiteit, en iedereen kan het.
Om te illustreren waar een houtvester zijn geld mee verdiende maakte Klingen een tekening in het zand van een omgehakte boomstam, en verdeelde hem in vijf stukken van gelijke lengte. Hoe is de verdeling in het houtvolume tussen die vijf stukken? Het blijkt dat het onderste stuk al goed is voor 40% van het houtvolume, het tweede voor 30%, het middelste voor 20% (dat had een slimmerik al eens meteen opgemerkt, immers een vijfde deel), het één-na-bovenste voor 10% en in het bovenste deel zit nagenoeg geen volume. Dat was een veel schevere verdeling dan wij als leken hadden geraden. Als het gaat om de waarde van het hout is dat effect nog sterker: in de onderst twee vijfden van de stam zit zo’n 95% van de waarde, want hout voor mooie planken is nou eenmaal veel meer waard dan het dunne hout dat in de top van de stam zit, daar kan je niets moois van maken.
Bos is waarschijnlijk de meest gewaardeerde vorm van natuur. En als natuur een sport zou zijn dan was het bos waarschijnlijk de tak waar Nederland inmiddels zo’n 18 miljoen bondcoaches voor heeft. Gezegend het land dat voldoende mensen in het bos heeft lopen met verstand van zaken, en die bijvoorbeeld per bostype weten wat er gebeurt wanneer je hout oogst of als dood hout in het bos laat. Bosbeheer zal altijd normatieve keuzes bevatten maar we hebben vooral ook mensen nodig die weten wat ze doen.
Over de auteur
Marc Londo
Substantive Director NVDE
Marc Londo is inhoudelijk directeur van de NVDE, de Nederlandse Vereniging Duurzame Energie. De NVDE vertegenwoordigt ~1600 bedrijven in Nederland die gezamenlijk werken aan 100% duurzame energie in 2050. Marc is verantwoordelijk voor de (wetenschappelijke) onderbouwing van de posities van de NVDE. Daarnaast werkt hij als gastonderzoeker bij het Copernicus Instituut van de Universiteit Utrecht. Eerder werkte hij bij ECN (nu TNO) aan diverse studies ter onderbouwing van energiebeleid. Hij is gepromoveerd op biomassa en landgebruik en is afgestudeerd milieuchemicus.