De belasting op aardgas gaat omhoog. Het demissionaire kabinet legt met name grootverbruikers een forse energiebelasting op. In de Voorjaarsnota is een stijging van 22,4 procent aangekondigd voor de derde, vierde en vijfde schijf. In 2030 volgt een extra verhoging van 2,7 procent. Het zijn maatregelen die grootverbruikers moeten stimuleren om naar duurzame alternatieven voor aardgas te zoeken. Waterstof bijvoorbeeld, waarvoor een apart verlaagd tarief wordt gehanteerd.
Tot zover een logische benadering vanuit klimaatperspectief: maak fossiel duurder en hernieuwbaar goedkoper.
Maar die vlieger gaat slechts gedeeltelijk op. De fiscus vindt het namelijk lastig om onderscheid te maken tussen biogeen en fossiel. In het “Rapport Belastingen in maatschappelijk perspectief’ (februari ’23) zegt het kabinet: “Het aanmoedigen van de productie van biobrandstoffen via de fiscaliteit is complex. De fysieke kenmerken van fossiele brandstoffen is veelal identiek aan die van biobrandstoffen. Hierdoor zijn omvangrijke administratieve systemen nodig om de oorsprong van brandstoffen in de gehele keten te kunnen traceren.”
Met andere woorden: de moeilijke traceerbaarheid staat een belastingvoordeel in de weg. Althans bij biobrandstoffen. Hoe zit dat in de gebouwde omgeving?
In bovengenoemd Rapport staat onomwonden: “Een hogere consumentenprijs voor aardgas is effectief voor verduurzaming in de gebouwde omgeving.” Dit borduurt voort op een (IBO) Beleidsadvies uit begin 2023 dat adviseert om vanuit verduurzamingsperspectief richting 2030 het energiebelastingtarief op aardgas verder te verhogen voor burgers, maatschappelijke organisaties en bedrijven.
Sinds jaar en dag is energie uit biogene reststromen gekoppeld aan de belasting op aardgas. Groen gas als duurzaam alternatief is dus in het geheel niet goedkoper voor burgers. De prijsstijging voor fossiel geldt onverkort voor groen gas: dit jaar al een belastingverhoging van 11 cent per m3, bijna de helft van het totale gastarief! Het lijkt mij waarschijnlijk dat het argument van traceerbaarheid bij biobrandstoffen hier ook geldt. Dat kan echter vrij eenvoudig worden weerlegd. Vanaf 2025 is er een Bijmengverplichting groen gas voor de gebouwde omgeving. Energieleveranciers kunnen exact aangeven hoeveel duurzaam gas naar de huishoudens en kleine bedrijven is gevloeid. Dit maakt een apart belastingtarief administratief uitvoerbaar. Niet als voordeel voor een individuele afnemer, maar als generieke korting op het gastarief, gekoppeld aan de jaarlijks beoogde bijmenging.
Voor het stimuleren van de vraag naar groen gas en het vergroten van het draagvlak voor de Bijmengverplichting is een apart fiscaal tarief voor groen gas uiterst belangrijk. Diverse Kamerleden wijzen nu al op de onwenselijkheid van hogere kosten voor de burger als gevolg van de Bijmengverplichting. En op basis van de afgesproken volumes is het percentage traceerbaar. Ik eindig dan ook met een oproep aan de politiek om deze differentiatie tussen aardgas en groen gas nu eindelijk in gang te zetten!
Over de auteur
Marieke van der Werf
Adviseur op het gebied van energie en circulaire economie
Marieke van der Werf is adviseur op het snijvlak van duurzaamheid en politiek. Na haar Kamerlidmaatschap trad zij als partner toe tot Bureau Publyon, Public Affairs en Corporate Communicatie. Marieke heeft zich gespecialiseerd in energie en circulaire economie en adviseert onder andere het Platform Groen Gas. Ook is zij voorzitter van de CCU-Alliantie en initiatiefnemer van de Taskforce Negatieve Emissies, waar biogene CO2 een belangrijke rol speelt. Naast haar advieswerkzaamheden vervult Marieke toezichthoudende rollen bij o.a. het Friese Energiefonds en bij Spaarnelanden BV.