Dinsdag 5 maart werd in de 2e kamer het amendement van het lid Teunissen (36197-22: verbod van biomassa uit bos voor de opwekking van energie) in stemming gebracht en verworpen. Ik wil stil staan bij een paar stellingen en aannames die ter motivering aan de motie waren toegevoegd.
Eén van de stellingen is dat productie van biomassa uit bos voor elektriciteitsopwekking leidt tot grootschalige ontbossing. Kennelijk wordt verondersteld dat biomassa wordt ‘geproduceerd’; dus doelmatig wordt geoogst. En dat is geen juist beeld. Mijn ervaring richt zich met name op Europa en Nederland. Ik ken geen voorbeelden dat in Europa waarbij bomen omwille van de productie van houtsnippers worden omgezaagd. Houtsnippers zijn voor zover ik kan waarnemen in de kern een reststroom. Wel worden in bossen bomen omgezaagd om er producten voor de bouw en andere toepassingen van te maken. Bij de houtoogst blijven de takken en toppen van de bomen meestal achter in het bos. Deze takken en toppen worden door vertering in relatief korte tijd omgezet in mineralen en CO2. Bos kan verjongd worden door natuurlijke opslag of door aanplant van jonge bomen. De takken kunnen dan een obstakel zijn voor de ontwikkeling van jonge bomen. Als dat het geval is (en mits de bodem het toelaat) kunnen de takken en toppen van bomen worden versnipperd en nuttig worden toegepast.
Het is dus niet zo dat bomen of bos wordt omgehakt om houtsnippers van te maken. De houtsnippers hebben een waarde en daarmee kunnen boseigenaren een deel van de kosten voor bosverjonging dekken. Overigens brengt rondhout (bijv. voor de bouw) meer op dan houtsnippers voor duurzame energie. De stelling dat biomassa leidt tot grootschalige bosvernietiging is in mijn waarneming onjuist. Sterker nog, ik durf te beweren dat verwaarding van houtsnippers de toekomst van het bos juist ten goede komt. De genoemde stelling gaat dus op twee punten mank; ten eerste wordt de biomassa niet doelgericht geproduceerd, maar is het een reststroom. En ten tweede leidt het zeker in Nederland niet tot grootschalige bosvernietiging. En ik zie dit ook niet gebeuren in andere Europese landen. Nuancering was op zijn minst op zijn plaats geweest. Echter, daar hebben NGO’s en tegenstanders van biomassa blijkbaar geen belang bij. Het plat slaan van dit onderwerp in eenvoudige one liners doen mogelijk geen recht aan de realiteit, maar is wel eenvoudig en soms doeltreffend.
Een andere stelling uit het amendement is dat de CO2 die bij verbranding uit de schoorsteen komt niet wordt meegeteld in klimaatdoelstellingen. Ik neem aan dat dit inderdaad niet gebeurd. En dat hoeft ook niet. Hoewel ik de gedachte kan volgen dat de CO2 die uit de pijp komt een negatief effect heeft op het klimaat (het is immers CO2) is dit beeld niet volledig en ook niet juist. Want wat gebeurt er als we de takken en toppen van bomen die geoogst worden niet zouden versnipperen en zouden inzetten om energie mee op te wekken? Het antwoord is dat die takken en toppen van bomen in relatief korte tijd door de natuur zouden zijn verorberd. Insecten knagen wat weg en schimmels en bacteriën verteren de rest van het hout. Tijdens de groei van een boom wordt CO2 uit de lucht opgenomen en vastgelegd in het hout en er wordt zuurstof geproduceerd. Bij de vertering en verrotting van het hout wordt diezelfde hoeveelheid zuurstof weer verbruikt om er CO2 van te maken. Dat is een circulair systeem. Door de takken te versnipperen en er energie van te maken gebeurt hetzelfde, met dát verstandige verschil dat je de in de houtsnippers verpakte energie kunt gebruiken. Er komt dus inderdaad CO2 uit de pijp, maar evenveel dat zou anders in het bos (of elders) ook gebeuren. En daarom lijkt het mij terecht dat deze hoeveelheid niet wordt meegeteld voor klimaatdoelen. En daarmee houdt de stelling stand dat bio-energie van reststromen CO2-neutraal is. Nog los van het substitutie-effect (inzet van hernieuwbare grondstoffen ter vervanging van fossiele grondstoffen).
In het amendement wordt ook gesproken over de aanplant van nieuw bos. Ik ben een voorstander van de aanleg van nieuw extra bos. Maar ik veronderstel dat de indieners van het amendement duiden op aanleg van nieuw bos ter compensatie van het bos dat omwille de winning van biomassa is vernietigd. Hierboven heb ik al aangegeven dat van bosvernietiging omwille van de oogst van biomassa niet aan de orde is. De boseigenaar gaat bij het gangbare bosbeheer uit van een boscomplex met bomen van allerlei verschillende leeftijden. Diversiteit alom, loofbomen en naaldbomen, jong en oud, dun en dik, alles komt naast elkaar voor. In een bosgebied wordt voortdurend CO2 vastgelegd in de bomen. Jonge bomen leggen gemiddeld minder vast dan bomen van middelbare leeftijd en tegen de tijd dat ze oud en dik zijn neemt het opnemend vermogen weer af. Oogst van bomen vindt na de jeugdfase geregeld plaats. Dat gebeurt door het bos te dunnen, waarbij de zogenaamde toekomstbomen (bomen die echt dik moeten worden) worden bevoordeeld. Bij bosverjonging wordt in het bos een open plaats gemaakt waardoor meer licht op de bodem komt en jonge boompjes tot ontwikkeling kunnen komen.
Ook in het amendement aangehaald dat geen rekening wordt gehouden met het verschil in natuurwaarde van een volwassen boom ten opzichte van een nieuw aangeplante boom die tientallen jaren nodig heeft om tot volwassenheid te groeien. Ik begrijp wat bedoeld wordt, maar ook hier slaat de indiener van het amendement de plank mis. De natuurwaarde is terug te voeren op de leeftijd van de boom. Ook is het niet zo dat een volwassen boom een hogere natuurwaarde heeft dan een groep jonge bomen. De meerwaarde zit in de afwisseling en variatie in het bos, dus het voorkomen van jongere bomen en oudere bomen naast elkaar. Ik vermoed dat indieners van het amendement tegen opwekking van duurzame energie met biomassa zijn, maar op zijn best deugt een deel van de argumentatie niet.
Over de auteur
Henk Wanningen
Staatsbosbeheer
Henk Wanningen heeft een bos en natuurbeheer achtergrond en werkt bij Staatsbosbeheer aan hoogwaardige inzet van groene grondstoffen uit de groene omgeving. Hij werkt nauw samen met terrein beherende organisaties en met bedrijven die innovaties en ontwikkeling realiseren, waarbij wordt nagestreefd dat de inzet van deze bio-grondstoffen door duurzame toepassingen leidt tot een hoge klimaat impact. Denk hierbij aan houtbouw, isolatiematerialen, bio-based materialen, groene chemie en hernieuwbare energie.