Biomassa is een omstreden begrip. Als het gaat om biomassa voor isolatiemateriaal, bouwblokken of plastics is iedereen voor. Benutten we het voor energie in de vorm van brandstof, warmte of stroom dan staat het ter discussie.
Er is ook altijd wat aan de hand met de organische reststromen uit landbouw en voedselverwerking bestemd voor energie. Op het moment van dit schrijven loopt in Noord Nederland een onderzoek naar vervuild digestaat, het restproduct uit vergisting. Daarnaast berichten de media met regelmaat over geuroverlast en milieueffecten van biomassacentrale en bestaat de vrees dat mest als grondstof een krimp van de veestapel in de weg staat.
Tja.
Ik kan nu iets schrijven over de hoge eisen waaraan de inzet van organische reststromen voor energie moet voldoen, over de CO2-balans die wordt gecontroleerd om het überhaupt duurzaam te mogen noemen, over de geplande groeispurt van groen gas in evenwicht met krimp van de veestapel en alle maatregelen die overlast voor de omgeving moeten voorkomen, maar dat doe ik niet. Ik kan zelfs ingaan op de binding van stikstof en het voorkomen van methaan-uitstoot met vergistingsinstallaties, maar dit alles zijn niet de punten die ik hier wil bespreken.
Het gaat mij om de positie van bio-energie in het energiesysteem. Nu en in de toekomst.
Neem warmte. Voor de gebouwde omgeving zijn warmtepompen beschikbaar en kan gas vervangen worden door elektra of door -in de toekomst- groene waterstof. Dat kan echter lang niet overal en is evenmin voor iedereen beschikbaar of betaalbaar. Bijmenging van groen gas in het gassysteem levert voor veel huishoudens een gemakkelijke en goedkope manier van verduurzaming. Niet voor niets wil ons kabinet 20% groen gas bijmengen in het gasnet en heeft Europa het over de productie van 35 miljard kuub groen gas om onafhankelijk te zijn van Rusland.
Dan elektriciteit. Zon- en windenergie groeien razendsnel, daar mogen we trots op zijn. Maar als er straks voldoende productie is ten opzichte van de vraag (en dat duurt nog wel even) waait de wind niet altijd en zijn er perioden dat de zon niet schijnt. Om dat op te vangen is er baseload nodig, geleverd door snel op- en af te schakelen elektriciteitscentrales. Kolen- en gascentrales, die hiervoor zorgden, faseren we terecht uit. Maar wat is het alternatief? Om aan de enorme vraag te voldoen, is dat kernenergie of groene stroom uit biomassa. Wellicht beide.
Tot slot brandstof: Elektrificatie van zwaar transport staat in de kinderschoenen en is voor vliegverkeer en scheepvaart nog geen optie. Er wordt geprobeerd om met afgevangen CO2 synthetische brandstof te maken, maar dat is voorlopig mondjesmaat beschikbaar. Vloeibaar aardgas is al een duurzamere oplossing, maar bijmenging met biobrandstof is op dit moment de enige niet-fossiele optie.
Wat ik maar zeggen wil: Goed gecontroleerde inzet van biomassa voor energie leidt direct tot minder CO2-uitstoot voor onderdelen van het energiesysteem waarvoor nog geen schoner alternatief is. Bovendien maakt het de energietransitie betaalbaar en bereikbaar voor iedereen. In het licht van ‘bestaanszekerheid’ niet onbelangrijk. In plaats van ervan weg te kijken moeten we ons juist inspannen om organische reststromen verantwoord, veilig en duurzaam in te zetten. Dáár moet wat mij betreft het politiek en maatschappelijk debat overgaan. Laten we daar vandaag nog mee beginnen!
Over de auteur
Marieke van der Werf
Adviseur op het gebied van energie en circulaire economie
Marieke van der Werf is adviseur op het snijvlak van duurzaamheid en politiek. Na haar Kamerlidmaatschap trad zij als partner toe tot Bureau Publyon, Public Affairs en Corporate Communicatie. Marieke heeft zich gespecialiseerd in energie en circulaire economie en adviseert onder andere het Platform Groen Gas. Ook is zij voorzitter van de CCU-Alliantie en initiatiefnemer van de Taskforce Negatieve Emissies, waar biogene CO2 een belangrijke rol speelt. Naast haar advieswerkzaamheden vervult Marieke toezichthoudende rollen bij o.a. het Friese Energiefonds en bij Spaarnelanden BV.