Regio’s spelen een cruciale rol bij het behalen van de klimaatdoelstellingen, vooral in de ontwikkeling en versnelling van de bio-economie. Maar welke provincie zich het beste kan specialiseren in welke biobased waardeketen, inclusief de verwerkende industrie voor textiel en bouwmaterialen, is niet altijd even duidelijk.
Het rapport ‘Regional supply of herbaceous biomass for local circular bio-based industries in the Netherlands’ helpt regio’s tot gerichte keuzes te komen voor de ontwikkeling van nieuwe duurzame circulaire waardeketens op basis van met name vezelige biomassa of bio-grondstoffen.
Specialisatie per regio
De vraag naar biobased grondstoffen groeit gestaag en elke biogrondstof heeft unieke toepassingsmogelijkheden. De overgang naar regionale of zelfs lokale aanvoer van grondstoffen voor circulaire bio-based industrieën is een complex proces. Het omvat verschillende aspecten, zoals de primaire productie (teelt), inzameling van nevenstromen (zoals riet en bermgras), investeringen in (opschaling van) conversietechnologieën van pilots naar regionale demon-installaties tot implementaties op industriële schaal. Daarnaast zijn technologische ontwikkelingen, afstemming van volumes, kostprijzen voor biomassa en bio-gebaseerde producten, en het leveren van publieke waarden, consumentengedrag, en regelgeving allemaal van belang.
Dit betekent dat provincies bij de keuze voor specifieke ketens niet alleen moeten kijken naar beschikbare grondstofstromen en teelten, maar ook naar de impact op en interactie met andere aspecten. Niet elke keten past in elke regio, dus diversificatie tussen regio’s en weloverwogen keuzes zijn van essentieel belang.
Martien van den Oever, senior onderzoeker bij Wageningen Food & Biobased Research, benadrukt het belang van schaalkeuzes: “Het komt uiteindelijk neer op het kiezen van een logische schaal op een logische plek. Fabrieken werken vanwege economische redenen vaak op grote schaal. Voor de behoefte van een land als Nederland is dan vaak één fabriek met aanvoerketen al voldoende. Tegelijkertijd kent Nederland een behoorlijke regionale verscheidenheid. Dat vraagt van regio’s en provincies om keuzes te maken over waar men zich wel, maar ook niet op richt.”
50.000 hectare landbouwgrond voor materialen
De uitdaging is aanzienlijk. Als we 25 tot 50% van de fossiele grondstoffen en ingevoerde vezelgrondstoffen voor textiel, isolatie, gevels, panelen & platen en papierpulp willen vervangen, hebben we niet alleen alle beschikbare gras- en rietproductie nodig, maar ook de grote hoeveelheid graanstro die momenteel onder de grond wordt geploegd, en ongeveer 50.000 hectare extra grond voor de teelt van vezelgewassen. Hoewel dit een grote uitdaging lijkt, is het in verhouding tot het totale Nederlandse landbouwareaal van 2,2 miljoen hectare niet onmogelijk.
Bovendien heeft de teelt van gewassen zoals vlas, hennep, Miscanthus en riet een positieve invloed op de biodiversiteit in vergelijking met traditionele gewassen. Dit draagt bij aan de natuurwaarden en kan variëren afhankelijk van de lokale omstandigheden.
Waarom regio’s en provincies cruciaal zijn
Om de overgang naar een circulaire bio-based economie te versnellen en het “kip-en-ei-probleem” te omzeilen, is coördinatie essentieel. Boeren willen gegarandeerde afzet van gewassen, de markt vraagt om gegarandeerde aanvoer van (bio)grondstoffen en consumenten verlangen producten met bewezen prestaties. Deze belanghebbenden hebben verschillende belangen en zijn onderling afhankelijk in het opschalingsproces, maar wachten vaak op elkaar om de eerste stap te zetten. Regionale overheden spelen een cruciale coördinerende en faciliterende rol bij het oplossen van dit kip-en-ei-probleem. Ze hebben nauw contact met en invloed op de benodigde belanghebbenden, verstrekken vergunningen en zijn goed op de hoogte van de lokale situatie.
Bron: WUR
Foto: still uit video TSN AgriCultureVideo’s