De productie van groen gas groeide nog maar beperkt in 2022. Terwijl juist een sterke groei nodig is, van bijna tien keer het huidige niveau, om in 2030 de 2 miljard m3 te halen die is afgesproken in het Klimaatakkoord. Wat betekent meer groen gas in de netbeheerderspraktijk van alledag? Een verhaal over slimme netkoppelingen, spannende zomers, verzamelleidingen, boosters en veilig aanleggen voor de toekomst.
Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) constateerde in de laatste Klimaat- en Energieverkenning dat de productie van groen gas in 2030 met het huidige beleid blijft steken op 0,6 tot 0,7 miljard m3. Dat moet volgens het coalitieakkoord 1,6 miljard m3 worden. In het Klimaatakkoord is zelfs 2 miljard m3 vastgelegd. Daarom stelt minister Rob Jetten (Klimaat en Energie) nog deze zomer regels op voor de bijmengverplichting voor groen gas, afgesproken in het regeerakkoord. Tot zover de politiek; over tot de orde van de dag.
“We maken nieuwe koppelingen in ons gasnet om producenten aan te sluiten die groen gas invoeden, maar vooral om voldoende capaciteit te hebben voor de lokale distributie van dat groene gas.” Henk Engberts, adviseur Asset Management bij Coteq Netbeheer, laat aan de hand van een kaart zien welke gasleidingen hij aanlegt in zijn werkgebied, Oost-Nederland. Deze kaart toont de bestaande leidingen (blauwe lijnen), nieuwe (rode lijnen) en nog te plaatsen leidingen (rode stippellijn). “Het Coteq-gasnet is, zoals alle gasnetten in Nederland, opgebouwd uit heel veel kleine gemeentelijke gasnetjes. Door de jaren heen hebben we delen wel gekoppeld, maar zeker niet alles. Voor de distributie van groen gas, dat decentraal wordt ingevoed, zullen we dus alsnog moeten uitbreiden.”
100 procent groen gas
De productie van groen gas in het verzorgingsgebied van Coteq bedroeg in 2022 12,3 miljoen kuub. De netbeheerder verwacht dit jaar een stijging naar zo’n 18 miljoen m3 – nu al de helft van het volume dat nodig is voor de 20 procent bijmengplicht die minister Jetten voor ogen heeft. Omgerekend is dat goed voor het verwarmen van 15.000 woningen. Met grotere producenten als afvalverwerker Twence en Agro-Energie uit Hardenberg en een aantal veehouders sluit Coteq binnenkort zijn tiende invoeder aan.
Iets noordelijker, in Zuid-Drenthe en Noord-Overijssel, werkt RENDO aan de ambitie om in 2030 volledig aardgasvrij te zijn, met 100 procent groen gas in zijn net. “RENDO en Coteq hebben van alle netbeheerders de meeste potentie voor groen gas: er is voldoende mest; we hebben ook een afvalverwerker in ons gebied. Het is vooral een uitdaging om dat gas ook lokaal te verspreiden”, vertelt Nico van der Ploeg, RENDO’s specialist Assetmanagement Gas.
Mest, maar zeker ook afvalstoffen als slib, tuinafval en resten groente en fruit zijn grondstoffen om biogas mee te produceren. Biogas krijgt pas de kwaliteit van aardgas na behandeling in een opwaardeerinstallatie, die het gas droger maakt en zuivert van CO2. Het krijgt dan ook een geur mee, en heet na die behandeling groen gas.
Grenzen
De distributie van groen gas loopt vooral ’s zomers tegen de grenzen van het net. De productie van groen gasis jaarrond nagenoeg gelijk, dus het geproduceerde gas moet verbruikt worden, liefst dicht bij de plek waar het wordt ingevoed in het gasnet. “In de winter kunnen we met gemak al het groene gas verbruiken dat wordt ingevoed”, zegt Engberts, “maar in de zomer wordt het spannend. Veel verwarmingsinstallaties staan uit en ons net loopt op sommige plaatsen dan al snel vol. Groen Gas Goor bijvoorbeeld voedt in op een netje dat alleen in de regio Goor gas levert. Soms moeten ze dan zelfs de productie verlagen.”
Engberts wijst op een rode stippellijn op zijn kaart: “Dit is mijn toekomstvisie. In Enschede en Hengelo wordt wel veel gas gebruikt, maar niet gemaakt. Als we hier een nieuw stuk leiding leggen, kan ik ons gasnet koppelen met Hengelo, aan het net van Enexis. Mogelijk kunnen we daar in de toekomst dan heel veel groen gas afzetten, uit de regio Goor.”
‘Erg veel voordelen aan groen gas’
Robert Goevaers, Platform Groen Gas: “Zon en wind zijn gratis; voor groen gas moet je grondstoffen inkopen of mest hebben. Voor CO2-reductie ben je dus goedkoper uit met zon en wind dan met groen gas. Ook met SDE-subsidie stagneerde daarom onze productie de laatste jaren. Maar groen gas past een-op-een in het bestaande aardgassysteem. In het gasnet kun je het invoeden en transporteren, het is dus altijd beschikbaar. Gebouwen moet je nog wel isoleren, maar nieuwe ketels of installaties zijn niet nodig. Dat bespaart misschien zelfs de verzwaring van het elektriciteitsnet. Niemand wil graag een windturbine of zonnepark in zijn achtertuin. Groen gas heeft maar weinig nadelen. De voordelen moeten wij als sector beter uitdragen.
De sector verwacht veel van de bijmengverplichting – we zien echt animo om te gaan bouwen. Grote installaties, die zo’n 50 miljoen kuub per jaar produceren. Maar ook voor kleinschalige monomestvergisters is een belangrijke rol weggelegd. Om onze doelen te halen, zouden we er daarvan negenhonderd nodig hebben. Dat vraagt aansluitingen op het gasnet, netbeheerders zijn daar volop mee bezig. De infrastructuur is belangrijk voor de aanvoer van grondstoffen. En we moeten mensen goed uitleggen wat het betekent om zo’n gebouw in de buurt te krijgen. Groen gas krijgt met de bijmengverplichting de wind in de rug.”
Meerdere vliegen, één klap
De logistieke puzzel om groengasproductie, verbruik en netcapaciteit passend te maken, kreeg dit voorjaar een impuls met het besluit van Gasunie om een aardgasleiding van 60 kilometer tussen Emmen en Ommen geschikt te maken voor het invoeren van groen gas. De leiding werd gebruikt voor gas van kleinere gasvelden in Twente, die inmiddels leeg zijn. Gasunie slaat hiermee meerdere vliegen in één klap: hoogcalorisch aardgas uit import wordt met het groene gas in deze leiding gemengd, en zo naar een lagere kwaliteit gebracht; het groene gas uit de regio met lage druk van 8 bar wordt in deze leiding verzameld en door de Gasuniecompressor in Ommen met 66 bar ingevoed in het landelijk Gasunienet.
“Ideaal, zo’n verzamelleiding in de buurt waar 10.000 kuub per dag doorheen kan. Hier in Drenthe is er groeipotentie voor biogas”, stelt Van der Ploeg van RENDO. Het net van Coteq sluit nog niet aan op de verzamelleiding, maar Henk Engberts ziet mogelijkheden: “We maken een nieuwe verbinding met 9 kilometer leiding die Coteq kan overnemen van Gasunie – vandaar deze rare slinger op de kaart. Nieuw kost een kilometer leiding bijna twee ton. Maar deze leiding ligt al meer dan twintig jaar werkloos in de grond. We moeten dus eerst onderzoeken of deze nog goed genoeg is.”
Soms gaan mensen zelf wel even een leiding ingraven. Daar zijn geen regels voor
Dure druk
Bij een zomeroverschot van lokaal geproduceerd groen gas dat niet wordt verbruikt, is de volgende optie: invoeden in het net van Gasunie. Bij de beoogde sterk groeiende productie van groen gas zal dat op steeds meer plekken nodig zijn. Een kostbare oplossing, want gas uit het regionale net met 8 bar druk moet door een zogeheten ‘booster’ naar 40 bar van het Gasunienet gepompt worden. Zo’n booster kost een paar miljoen euro. Daarnaast verbruikt hij 10 procent van de energie die hij verwerkt om de druk te realiseren.
Voor invoeden in verzamelleiding Emmen-Ommen is een booster niet nodig. Gasunie houdt de druk daar op 5 tot 6 bar. Zo stroomt het overschot uit de aangesloten leidingen van RENDO en Coteq met 8 bar automatisch in de goede richting. “In de zomer benutten we gewoon die afstroom. Daarmee wordt het een stuk makkelijker aan te sturen”, aldus Engberts
Strikte scheiding
Netbeheerders werken aan transport en distributie van steeds meer groen gas in het net. Bij het opvoeren van de productie van biogas en – verder opgewaardeerd – groen gas hebben ze geen rol. Netbeheer en energieproductie zijn in Nederland tenslotte wettelijk strikt gescheiden. Naast Coteq Netbeheer richtte moederbedrijf Cogas Groep daarom Cogas Duurzaam op, energieleverancier en beheerder van duurzame netten. “We mogen alles met biogas doen, maar niet deelnemen in een opwaardeerstation. Dat wordt gezien als aardgasproductie. We beperken ons dus tot het netwerk zelf”, legt Ferdinand Borsje uit. De projectontwikkelaar Hernieuwbare Gassen van Cogas Duurzaam timmert aan de weg voor meer duurzame productie. Aan grotere invoeders heeft hij naar eigen zeggen niet veel werk; het zijn de kleinere netwerkjes voor biogas die inzet vragen. Borsje: “Als een groepje boeren biogas wil produceren, kijken we hoeveel kilometer leiding er nodig is om ze met elkaar te verbinden. Een boer moet jaarlijks wel zo’n 100 kuub gas per meter leiding produceren om het plan financieel aantrekkelijk te maken. We verrekenen de kosten via de coöperatie, met de SDE-subsidie, en vaak investeert een betrokken gemeente ook. Zo komt er geen financieringslast op de boerenbedrijven.”
Het voorbeeld illustreert het verschil in werkwijze met netbeheerder RENDO. “Wij laten het aan de initiatiefnemers om plannen op te stellen”, zegt Nico van der Ploeg. “Waar de leidingen moeten komen, hoe de kosten verdeeld worden. Soms krijg je een printje van Google Maps met een paar stippen erop. Dat is dan het plan. Veel belangen, vragen, dynamiek − daar wil je als netbeheerder niet tussen zitten. Ze moeten zelf een goed plan maken en de businesscase doorrekenen. Wij willen altijd adviseren, zodat de leiding juist aangelegd wordt.”
Wereldnieuws
Zonder dat ze het wisten, douchten Alkmaarders in februari met water dat was verwarmd door gas dat via de techniek van superkritische watervergassing (SCW) was geproduceerd, en was ingevoed in het gasnet. SCW zet afval onder 240 bar druk, bij 600 graden Celsius, om het te splitsen in methaan, waterstof en CO2. Het was een wereldprimeur.
Veilig aanleggen
De gereguleerde taakscheiding wreekt zich echter wel als het gaat om de kwaliteit van de netwerken voor biogas. Die mag Coteq, als netbeheerder, níét aanleggen. Cogas Duurzaam mag dat wel, net als elke andere partij die geen netbeheerder is. “Soms kom je tenenkrommende situaties tegen van mensen die dan zelf wel even een leiding gaan ingraven. Daar zijn geen regels voor”, zegt Borsje. Samen met Van der Ploeg pleit hij voor goede kwaliteitsnormen. Van der Ploeg: “Netbeheerders leggen gasleidingen volgens de NEN 8770, een norm voor kwaliteit en veiligheid. Laten we die ook voor biogasnetten in de vergunning voorschrijven. Niemand weet hoe het verder gaat met biogas in de toekomst, dus laten we nu veilig aanleggen. Anders is het wachten op het eerste ongeluk, want bij die biogasleidingen wordt geen geurstof gebruikt.”
Liefdadigheid
Om de productie van groen gas substantieel te verhogen – rendabel en veilig – is nog veel nodig. “Ik hoop dat professionele partijen die verstand hebben van deze zaken, de netbeheerders dus, meer mogen gaan ondernemen om dit systeem beter op de rails te krijgen”, stelt Engberts. Hij reageert nuchter op het voornemen van de ACM om te onderzoeken hoe netbeheerders investeringen voor groen gas kunnen verrekenen in de transporttarieven. “Wat we nu doen, is een klein beetje liefdadigheid. Invoeders van groen gas betalen nog alleen de aansluiting, een fractie van de werkelijke kosten. Gelukkig hebben we publieke aandeelhouders, onze gemeenten, die dat steunen – om de inzet van deze duurzame energiebron te stimuleren. Maar investeringen moeten uiteindelijk terugbetaald worden. Voor wat hoort wat, ook bij groen gas.”
Dit artikel is afkomstig uit Net NL, het kwartaalmagazine van Netbeheer Nederland dat inzicht geeft in het werk van de netbeheerders en netbedrijven aan het energiesysteem van de toekomst.