Auteur: Sible Schöne
De focus op een duurzame energievoorziening belemmert de effectieve aanpak van het klimaatprobleem, meent Sible Schöne.
“We maken Nederland klaar voor de toekomst – klimaatneutraal, fossielvrij en circulair – met een schone energievoorziening en groene industriepolitiek.” Zo luidt de openingszin van de klimaatparagraaf van het regeerakkoord. De zin illustreert dat er brede overeenstemming lijkt te bestaan dat het streven naar een duurzame energievoorziening, gebaseerd op zon, wind en energiebesparing de meest effectieve aanpak is om de CO2-uitstoot in Nederland voldoende terug te dringen. Helaas is dit niet het geval. In de praktijk blokkeert deze opvatting een effectieve aanpak van het klimaatprobleem.
Het gaat geweldig goed met de ontwikkeling van zonne-energie en windenergie. Daar is langzamerhand iedereen het over eens. En dankzij de spectaculaire prijsdaling van batterijen wordt de inpassing van zon en wind in de elektriciteitsvoorziening ook een steeds realistischer perspectief. Op termijn kan met name zonne-energie de basis worden van een volledig duurzame energievoorziening. Een fantastisch perspectief, waar we zeker aan vast moeten houden.
“Als we over die periode kijken naar de bijdrage van zonne-energie is deze helaas nogal beperkt”
Maar er is ook een andere kant van dit verhaal. En dat is de bijdrage van zon en wind aan de aanpak van het klimaatprobleem. Zonne-energie, op termijn in alle scenario’s de belangrijkste bron van duurzame energie, is op dit moment wereldwijd goed voor 2% van de elektriciteitsvoorziening, oftewel ongeveer 0,4% van de energievoorziening. Als we uitgaan van een verdubbeling elke drie jaar komen we uit op ongeveer 3% in 2030, pakweg 20% in 2040 en een verdere groei in de jaren daarna.
Het klimaatprobleem heeft inmiddels een andere tijdschaal. Wereldwijd is er volgens het IPCC vanaf 2020 nog ruimte voor ongeveer 400 Gton om de opwarming te beperken tot 1,5 graad, 9 keer de huidige uitstoot. We zijn weer twee jaar verder, 9 is 7 geworden. Met andere woorden, de wereld moet de uitstoot lineair terugbrengen naar nul tussen nu en 2036. Als we over die periode kijken naar de bijdrage van zonne-energie is deze helaas nogal beperkt. Nogmaals, dat is geen reden om niet met volle kracht door te gaan met zon, het is wel een reden om te kijken wat wel kan werken op de korte termijn. Die 1,5 graad is er immers niet voor niks. Vele meters zeespiegelstijging zijn een reële mogelijkheid als we richting 2 graden gaan.
“Huidige regeerakkoord kiest ervoor het gebruik van houtige biomassa voor energiedoeleinden zo snel mogelijk af te bouwen”
Op korte termijn is de afvang en opslag van CO2 (CCS) bij bestaande installaties een belangrijke optie. Dat zie je terug in de SDE++ regeling, waar deze projecten het beste scoren op snelle CO2-reductie. Het heeft lang geduurd voordat dit eenvoudige inzicht tot actie heeft geleid. Ik herinner me dat ik in 1995 door de Universiteit Utrecht een onderzoek heb laten doen naar de haalbaarheid van 20% CO2-reductie in 2005 door middel van gezamenlijk EU-beleid (vergelijkbaar met het huidige Fit for 55 package). Zonder CO2-afvang en opslag kwamen we, ondanks het nodige jezelf rijk rekenen, niet verder dan 14%. Het was binnen de internationale milieubeweging in die tijd absoluut onbespreekbaar om een hoofdstuk toe te voegen waarin werd aangetoond dat het resterende deel prima met CCS kon worden ingevuld. In Nederland is er inmiddels langzaam wat veranderd op dit punt, internationaal moet in de meeste landen de knop nog om.
Houtige biomassa is het tweede voorbeeld waarin het verschil tussen klimaatbeleid en het streven naar een duurzame energievoorziening duidelijk wordt. De belangrijkste conclusie van het biomassarapport van PBL is dat er grote overeenstemming bestaat dat het gebruik van biomassa aan duidelijke duurzaamheidscriteria moet voldoen, maar dat de inschatting hoeveel biomassa in de toekomst beschikbaar is en welke toepassingsmogelijkheden verantwoord zijn, sterk afhankelijk is van het bredere perspectief dat men hanteert. Het PBL maakt daarbij expliciet onderscheid tussen een focus op klimaat en een focus op hernieuwbare energie (met een minimale bijdrage biomassa in de energievoorziening). Het SER-advies koos onder druk van de milieuorganisaties ten onrechte voor deze focus op hernieuwbare energie. En ook het huidige regeerakkoord kiest ervoor het gebruik van houtige biomassa voor energiedoeleinden zo snel mogelijk af te bouwen.
“Zonder de aanpak van het internationale luchtverkeer en de consumptie van dierlijk eiwit zijn de klimaatdoelen onhaalbaar”
Ook de EU stuurt deels op een duurzame energievoorziening in plaats van op een effectieve aanpak van het klimaatprobleem. Een mooi voorbeeld daarvan is de bindende verplichting voor het gebruik van ten minste 50% groene waterstof in het waterstofgebruik van de industrie. Nederland produceert op dit moment 800.000 ton waterstof. Dat kost inclusief CCS pakweg 4 miljard m3 aardgas. Nederland wil daarnaast 10.000 MW extra wind op zee zetten voor de productie van groene waterstof. Dat levert ongeveer 600.000 ton waterstof op. Enorm ambitieuze plannen dus, maar niet duurzaam genoeg voor Brussel.
Een effectieve aanpak van het klimaatprobleem kan niet zonder gedragsverandering. De commissie van Geest – wie herinnert zich deze nog – was op dit punt volstrekt helder. Zonder de aanpak van het internationale luchtverkeer en de consumptie van dierlijk eiwit zijn de klimaatdoelen onhaalbaar. Van dit pleidooi is niets terug te vinden in het regeerakkoord. Er is eenvoudigweg onvoldoende maatschappelijke druk op deze onderwerpen. Zon en wind zijn populairder.
Het is tot slot volstrekt duidelijk dat de wereld niet in staat is om in 14 jaar tijd naar nul uitstoot te gaan. Dat lukt in geen enkel land. Dat betekent dat het beleid, gericht op CO2-reductie, moet worden aangevuld met een vergelijkbaar beleid gericht op CO2-verwijdering uit de atmosfeer. Zonder negatieve emissies is het doel van 1,5 graad volstrekt onhaalbaar. Dit onderwerp ontbreekt helaas volledig in het regeerakkoord. De belangrijkste reden hiervoor is in mijn ogen een ideologische. Negatieve emissies passen niet bij de opvatting dat een duurzame energievoorziening zonder fossiele brandstoffen het juiste antwoord is op het klimaatprobleem.
Er zijn momenten waarop ik de milieuorganisaties en de politieke partijen die dicht bij hen staan, eerder zie als deel van het probleem dan als deel van de oplossing. Zeker omdat deze partijen al jaren weigeren een onderbouwd antwoord te geven op de vraag wat er nodig is om de 1,5 graad doelstelling te halen.
Bron Energiepodium