Biomassa is onmisbaar voor de transitie naar een CO2-neutrale en circulaire economie in 2050, maar moet wel duurzaam en zo hoogwaardig mogelijk worden ingezet. Vandaag presenteert de Sociaal-Economische Raad een advies aan het kabinet om daar invulling aan te geven. Onderdeel daarvan is een beslisboom om te bepalen welke toepassingen hoogwaardig zijn, zoals materialen, en welke laagwaardig, zoals elektriciteit.
In het rapport spreekt de SER niet langer van biomassa, maar van duurzame biogrondstoffen. “Die term geeft beter aan waar we over praten: gewassen, bomen, dierlijke producten, planten, algen”, stelt Ed Nijpels, voorzitter van het Klimaatberaad en kroonlid van de SER. Door te spreken over biogrondstoffen in een CO2-neutrale, circulaire economie en niet enkel over biomassa als energiebron moet er een einde komen aan de gepolariseerde discussie die nu gevoerd wordt. “Biomassa heeft een negatieve connotatie en doet geen recht aan de brede discussie.”
Opbouw, ombouw en afbouw
De SER geeft richtlijnen voor hoogwaardige toepassingen van biogrondstoffen. Ook adviseert het hoe sectoren die nu biogrondstoffen gebruiken als overbrugging zo snel mogelijk over kunnen stappen op andere energiebronnen. Ten slotte geeft het tips om laagwaardige toepassingen af te bouwen. Bij hoogwaardige toepassingen kan je denken aan materialen en grondstoffen gemaakt van biomassa. Voor overbruggingstoepassingen, bijvoorbeeld zwaar wegtransport, kan biomassa ingezet worden zolang duurzame alternatieven (zoals waterstof) er nog niet zijn. Laagwaardige toepassingen (biomassa verbranden om stroom te maken) worden afgebouwd.
Voor Marjolein Demmers van Natuur & Milieu geeft het rapport goed aan hoe biomassa in de toekomst kan worden ingezet: zoveel mogelijk als materiaal, zo min mogelijk als energie. “Grootschalige toepassing voor biomassa voor energie en warmte past niet in de fase waarin de energietransitie zich bevindt.” Wel moet het kabinet zorgen dat de vraag niet veel groter wordt dan het aanbod van duurzame biomassa. “Het ontbreken van een bovengrens is wat ons betreft een gemis in dit rapport.”
Lees ook: PBL: ‘Biomassa onvermijdelijk voor de energietransitie’
Beslisboom
De SER stelde een beslisboom op waarmee het kabinet kan beoordelen of een toepassing hoog- of laagwaardig is. Die beslisboom bevat een aantal vragen:
- Hoeveel biogrondstoffen zijn er nodig? En kan die vraag verminderd worden?
- Is de biogrondstof voldoende duurzaam?
- Zijn er alternatieve hernieuwbare en betaalbare opties?
- Is de toepassing voldoende duurzaam?
Volgens Nijpels is het te gemakkelijk om biomassa af te wijzen als niet eerst deze vragen gesteld worden. “Met deze beslisboom is het voor het kabinet bijna een eitje om vast te houden aan het duurzaamheidskader.” Wel moet de politiek nog een aantal afwegingen maken, bijvoorbeeld over fair share: hoeveel biogrondstoffen mag Nederland internationaal gezien gebruiken?
Duurzaamheid biomassa
De biogrondstoffen moeten gegarandeerd duurzaam zijn, stelt de SER. Om dat te kunnen garanderen, moeten de duurzaamheidscriteria allereerst in Europese wetgeving worden opgenomen. Ten tweede moet er gecontroleerd worden of die criteria worden nageleefd. Dat kan met behulp van private certificeringsschema’s.
De SER weet dat er een toenemend wantrouwen bestaat jegens dergelijke partijen. “Daarom moet de overheid toetsen of het wel goed zit met die private certificeringsschema’s. Als er dan nog steeds zorgen zijn, bijvoorbeeld wanneer onduurzame praktijken aan het licht komen, dan moet de overheid daar onderzoek naar doen en met gepaste maatregelen komen”, legt kroonlid Katrien Termeer uit.
Het kan zijn dat de criteria tot gevolg hebben dat er te weinig duurzame biogrondstoffen voorhanden zijn. Als dat zo is, dan is het niet de bedoeling dat het kabinet de criteria naar beneden bijstelt, benadrukt Termeer. “Het is dan belangrijk te kijken hoe je aan meer duurzame biogrondstoffen kunt komen. Of je moet het gebruik ervan beperken.”
Lees ook: RWE: ‘Biomassacentrales essentieel om de klimaatdoelen te halen’
Betrouwbare overheid
Staatssecretaris Stientje van Veldhoven van Infrastructuur en Waterstaat nam het rapport in ontvangst. Zij keek hier naar eigen zeggen halsreikend naar uit. “Dit rapport zorgt voor minder polarisatie in het debat. Zorgvuldig is het kernwoord; we moeten zorgvuldig omgaan met biomassa. We moeten ook consistent zijn: we kunnen niet voor energie andere criteria gebruiken dan voor bijvoorbeeld chemie. We moeten onder de streep zorgen dat biomassa bijdraagt aan de doelen in het klimaatakkoord.”
Voor ondernemers die juist hadden ingezet op houtige biomassa voor elektriciteit is de conclusie dat die toepassing wordt afgebouwd een teleurstelling. Welke boodschap heeft Van Veldhoven voor hen? “Wij willen een betrouwbare overheid zijn, die partner is in die transitie. Dat betekent dat je samen kijkt naar investeringen en investeringszekerheid. Je moet recht doen aan een conclusie dat iets onder de streep te weinig oplevert, dus je zult dan van koers moeten wijzigen. Maar je moet ook oog hebben voor bedrijven en werknemers die werkzaam zijn in zo’n sector. Dat is ook een aanbeveling die de SER doet. En met de sluiting van de Hemwegcentrale heeft het kabinet ook al laten zien een partner te willen zijn in die transitie.”
‘Geen afbouw zonder alternatieven’
De Nederlandse Vereniging voor Duurzame Energie (NVDE) is blij met het advies. Biogrondstoffen zijn tot zeker 2030 nodig om de klimaatdoelen te halen, stelt de organisatie in een persbericht. “De SER benadrukt terecht dat het klimaat vraagt om afbouw van fossiele grondstoffen en om opbouw van duurzame energie. Er kan geen afbouw van duurzame biogrondstoffen plaatsvinden, zonder opbouw van andere duurzame alternatieven. Het is winst dat de SER die relatie zo nadrukkelijk benoemt,” zegt directeur Olof van der Gaag.
Dat de duurzaamheidseisen worden aangescherpt is volgens de NVDE een goede zaak. “Dit vraagt forse extra inspanningen van de sector. Die heeft wel voldoende investeringszekerheid nodig om daarmee aan de slag te kunnen”, stelt Van der Gaag. Daarnaast wil de branchevereniging dat het Planbureau voor de Leefomgeving de mogelijkheden en kosten voor versnelling van de alternatieven analyseert.
Klik hier voor het originele artikel