Als gevolg van de energietransitie zal warmte- en elektriciteitsopwekking in de nabije toekomst gaan veranderen. Het stoken van kolen in kolencentrales zal worden vervangen door duurzame opwekkingstechieken, zoals warmtepompen, aardwarmte, zon-thermisch, zon-pv en wind, maar ook door het stoken van biomassa in kolencentrales en/of standalone installaties en warmte leverende ketels.
In de discussie over wat de gevolgen zijn voor de luchtkwaliteit als wordt overgegaan van kolenstook naar het stoken van biomassa lijken verschillende aannames en daarmee verschillende effecten (bijvoorbeeld biomassa stook leidt tot meer emissies dan kolenstook) te worden gehanteerd en soms is het ook niet duidelijk of de conclusies gelden voor CO2 of andere geëmitteerde componenten zoals SO2, NOX en/of stof.
Het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat wil hierover meer duidelijkheid verschaffen en heeft daarom DNV GL opdracht gegeven voor een studie om voor een zestal installaties (cases) voor de productie van elektriciteit en warmte vast te stellen welke invloed de (toekomstige) inzet van biomassa heeft op de specifieke schoorsteenemissies van SO2, NOX, stof en CO2. Tevens is gevraagd om vast te stellen of het PBL/Alterra rapport “Climate effects of wood used for bioenergy” (augustus 2013) in lijn is met de BREF-LCP (met betrekking tot rendementen van de beschouwde installaties) en met de emissieeisen uit het Activiteitenbesluit.